Meer ruis

Jorgen Cassier en Koen van Kaam over Kates Tapes Away

08/04/2021

‘Een resumé van alles wat we tot nu toe hebben gedaan’

Eenzaamheid, rouw, de onmogelijkheid van communicatie, het einde van de beschaving, en hoe aangenaam het is om een tijdje door te brengen met de stem van Sofie Decleir. Zuidpools nieuwe productie Kates Tapes Away biedt eindeloos veel stof tot nadenken. Jan Dertaelen sprak met artistiek leiders Jorgen Cassier en Koen Van Kaam.

Tijden van crisis nopen tot wendbaarheid. Zuidpool had een groot project in de steigers staan, maar dat werd om evidente redenen on hold gezet. In de zoektocht naar een alternatief kwam het toeval een handje helpen.

Jorgen Cassier: ‘Op een avond tijdens de eerste lockdown had ik Sofie aan de lijn. Ik vertelde haar over die obscure, Amerikaanse cultklassieker die ik bijna per ongeluk had ontdekt en – geloof het of niet – zij was dit boek óók net aan het lezen. Hoe groot kan het toeval zijn?’

De kans is klein dat de naam David Markson (1927-2010) meteen een belletje doet rinkelen. De Amerikaanse schrijver is in onze streken nog steeds een goed bewaard geheim. Hij was bevriend met de literaire grootheden van zijn tijd en hing samen met Jack Kerouac, Dylan Thomas en Malcolm Lowry rond in Greenwich Village. Maar terwijl hun ster rees, bleef Marksons werk vrijwel onopgemerkt. Hij publiceerde een aantal romans waarin acrobatieën met taal en betekenis het winnen van de plot, maar de grote faam en erkenning bleven uit. Daar kwam verandering in toen in 1988 Wittgenstein's Mistress verscheen. ‘Dat een boek dat zo erudiet, abstract en avant-garde is tegelijk zo ontroerend kan zijn, maakt van Wittgenstein's Mistress één van de hoogtepunten van experimentele fictie’, vond David Foster Wallace.

Koen van Kaam: ‘Het boek leest als een collage van mijmeringen en observaties, herinneringen en bespiegelingen. Kate is de laatste mens op aarde. Al het andere leven is verdwenen, nergens valt nog een mens of dier te bespeuren. In een wanhopige zoektocht naar andere overlevenden maakt ze een wereldreis die haar doorheen Europa, Rusland en de V.S. leidt. Ze reist langs de belangrijkste kunststeden van de Westerse beschaving en neemt haar intrek in de grote musea van Londen, Parijs, Madrid en New York.’

Koen: ‘“Er woont iemand in het Louvre” schrijft ze op de voetpaden van Parijs, in de hoop dat iemand haar daar zal komen opzoeken. Om zich warm te houden in de grote hallen stookt ze vuren die ze gaande houdt met minder belangrijke kunstwerken. Jarenlang is ze onderweg, om aan het einde van haar reis neer te strijken in een huis aan een strand. Daar doet ze een poging om de voorbije jaren van eenzaamheid in kaart te brengen. Het is de laatste getuigenis van de laatste mens.’

Jorgen: ‘We beseften dat deze tekst ons op het lijf geschreven was. Omdat we niets op scène konden brengen rees al gauw het idee om hier een audioproject van te maken, een vorm waar ik erg van hou. Het was een werk van lange adem, van lezen en herlezen, schrappen en schuiven, passages selecteren en hertalen. We bleven het materiaal bewerken tot we bij een eindresultaat kwamen dat het origineel alle eer aandoet, én zich perfect leent voor de vorm die we gekozen hebben.’

Vormelijk wijken jullie enigszins af van Marksons opzet, vanwaar die keuze?

Koen: ‘We hebben inderdaad een grote en noodzakelijke ingreep moeten doen. In de roman zit het hoofdpersonage achter een typemachine. Ze schrijft haar verhaal neer in een lange stroom van gedachten, beweringen, verbeteringen en tegenstrijdigheden. In onze bewerking zit ze achter een taperecorder en neemt ze haar eigen stem op. Op die manier ontstaat er een heel andere immersieve ervaring dan wanneer je het boek leest. De vrouw verlaat het domein van de literatuur en betreedt de werkelijkheid. Er is de intimiteit van een stem, alles komt plots een tikkeltje dichterbij. Wij confronteren je met een levende vrouw die tastbare cassettes heeft gemaakt. Het publiek krijgt die cassettes om er thuis naar te luisteren.’

Marksons roman is geen lichte lectuur. Het boek werd 54 keer afgewezen voor het een uitgever vond. Naar goede Zuidpoolgewoonte schrikt het jullie niet af om een publiek met zo'n complexe tekst te confronteren?

Jorgen: ‘De roman is inderdaad geen eenvoudige kost. De vrouw stort een eindeloze stroom informatie over je heen waarvan je in eerste instantie niet goed weet wat je ermee moet. In een boek is het veel moeilijker om een personage zoiets te vergeven, omdat je er toch altijd een keuze van de schrijver in leest. Theater is daar dan weer in het voordeel. Als er een stem opklinkt die alles uitspreekt, voel je een veel grotere directheid. Je hoort de verwarring in haar stem en je beseft dat Kate zich niet bewust is van haar wereldvreemdheid. Daarom is het ook niet altijd even belangrijk wat ze precies vertelt. Het zijn de herhalingen, de terugkerende thema's die er gaandeweg voor zorgen dat je inzicht krijgt in wie ze is en wat er aan de hand is.’

Toch is dit allesbehalve een eenvoudige tekst om mee aan de slag te gaan?

Koen: ‘Hij heeft nooit voor theater geschreven, en tóch is Markson een begenadigd toneelschrijver. Omdat hij erin slaagt de grilligheid van het denken vast te leggen, wat op zich vrij paradoxaal is: het vluchtige, chemische proces dat achter een gedachte zit versus het in marmer beitelen ervan. In zijn roman lapt hij alle literaire voorschriften van eenheid, structuur en plot aan zijn laars. Er zijn geen begin, midden en einde. In plaats daarvan neemt hij de grilligheid van het menselijk brein als leidraad. Dat is een dankbaar vertrekpunt voor een speler. De tekst is associatief, zoekend en contradictorisch, en leent zich er daarom uitstekend toe om te worden uitgesproken. Hoe vaker ik de tekst herlees, hoe meer ik ervan onder de indruk ben. Markson slaagt erin iets dat ongrijpbaar is toch vast te leggen en dan ook nog eens de onbetrouwbaarheid van dat procédé tot onderwerp van zijn tekst te maken.’

Jorgen: ‘Op het eerste zicht lijkt de tekst eentonig en zonder ontwikkelingen, maar in die schijnbare monotonie zit een delicate structuur verweven van aanwijzingen en ankerpunten. Op die manier slaagt hij erin steeds nieuwe perspectieven te openen. Een enkele zin kan voor een wending zorgen die plots je hele begrip van de tekst doet kantelen.’

Er zit een complexe dynamiek in dit boek: het voelt alsof je over de schouder van het hoofdpersonage mee leest, en tegelijk blijft ze ver weg. Er is een afstand die doelbewust in stand wordt gehouden.

Jorgen: ‘Als je dan toch beslist om iets na te laten, zelfs wanneer je weet dat er niemand meer is, ontsnap je niet aan het feit dat je een beeld van jezelf moet ophangen, en dus ga je onvermijdelijk een mythe creëren. Op de momenten dat je Kate zou kunnen leren kennen, laat zij je niet toe. Natuurlijk wordt ze altijd ingehaald door de realiteit en de banaliteit van het leven, en het is op die momenten, wanneer ze er niet in slaagt de mythe vol te houden, dat je haar toch even een beetje dichter kan naderen.’

Koen: ‘Dat mythologiseren wortelt vooral in het feit dat ze vermijdt te praten over datgene wat ze eigenlijk wil vertellen. Ze zeult een groot trauma met zich mee waarover ze weigert te praten, namelijk de dood van haar zoontje. Hoogstens vier keer wordt het kind vermeld, terwijl die tragedie haar leven heeft bepaald. Dat is het ongelooflijke: dat Markson het werkelijke onderwerp nauwelijks ter sprake brengt, terwijl je het toch in alle hoeken en kieren kan voelen.’

Jorgen: ‘Kate benoemt zichzelf tot curator van de westerse beschaving en maakt een jarenlange reis langs alle grote kunststeden en hun musea, maar dat is slechts een manier om haar verdriet uit de weg te gaan. Ze heeft het over de grote kunstwerken die de mensheid heeft geproduceerd en die nutteloos aan de muren hangen van musea waar niemand nog zal komen. Dat wordt nog zoveel wranger wanneer je weet welk verdriet er in haar zit.’

‘Je zou dit boek dus kunnen lezen als een meditatie over rouw en eenzaamheid. In het feit dat ze als laatste mens overblijft kan je een metafoor zien voor de manier waarop achterblijvers zich door hun gemis afgesneden voelen van de wereld en het leven. En tegelijk bezint deze tekst zich over nog zoveel andere onderwerpen, dat iedere interpretatie uiteindelijk tekortschiet.’

Koen: ‘Probeer je eens in te beelden hoe waanzinnig het moet zijn om altijd en overal alleen te zijn, in New York, Londen, Parijs. Om naar Sint-Petersburg te reizen en ook daar de enige te zijn, om door het Parthenon te lopen en niemand anders tegen te komen. In het Colosseum denkt ze dat ze een kat heeft gezien, maar stiekem weet ze dat het helemaal geen kat was. Je kan je niet half voorstellen hoe waanzinnig dat moet zijn.’

‘Eenzame opsluiting is een efficiënte marteltechniek, een mens heeft niet zo lang nodig om waanzinnig te worden in zijn eentje. Dat ze geen vat krijgt op haar verdriet heeft dus niet alleen emotionele redenen. Markson heeft zich verdiept in wat het is om tien jaar lang alleen te zijn. Om te leven zonder prikkels van buitenaf, zonder enig levend wezen om je heen, met alleen maar je herinneringen. Wat blijf er dan over van de structuur van je hersenen? Wat gebeurt er met het deel waar je herinneringen liggen opgeslagen? Het geheugen is enorm belangrijk in de vorming van onze identiteit. Maar wat gebeurt er wanneer het geheugen door jarenlange eenzaamheid begint te kapseizen? Ook daar is het boek een veelzijdig antwoord op.’

Waar komt Wittgenstein om de hoek kijken?

Jorgen: ‘Zijn eerste traktaat gaat over het feit dat je nooit datgene wat je bedoelt kunt overbrengen op een ander mens. Die persoon gaat daarmee aan de haal en zal altijd tot een eigen interpretatie komen, omdat je allebei veroordeeld bent tot subjectiviteit. Volgens Wittgenstein zitten we allemaal opgesloten in ons eigen hoofd, net als Kate die er niet slaagt haar gedachten inzichtelijk te maken.’

‘Ze mag nog honderd jaar blijven babbelen, het zal me niet lukken haar te doorgronden. Ook haar hele referentiekader, van Medea tot Brahms, blijft wezenlijk vreemd, omdat ik nooit zal begrijpen wat die kunstwerken precies voor haar betekenen.’

‘Dat zegt ook iets over de essentie van kunst, namelijk dat kunst altijd een manier van communiceren is. Niet via de banale dagdagelijkse taal van de straat, maar op een alternatieve manier. Je doet een beroep op dingen waarvan je niet zeker weet of de ander ze zal begrijpen. Je nodigt je publiek uit in een wereld waar het zich misschien wat onbekend in voelt. Maar dat blijft altijd een andere vorm van communiceren. In Kates wereld is ook de kunst gestopt met spreken, zelfs die communicatie valt stil.’

Koen: ‘In zijn latere werk heeft Wittgenstein zichzelf gecorrigeerd. Daar stelt hij dat de essentie van taal zit in hoe we taal gebruiken, en dat sprekers onderling tot wederzijds begrip kunnen komen. Betekenis kan pas ontstaan wanneer er een ander is. In Kates wereld is er niemand meer, zodat de werkelijkheid noch haar binnenwereld van betekenis kunnen worden voorzien. Ze leeft binnen de wetten van Wittgensteins logica. Het is een extreme vorm van solipsisme.’

Op welke manier past deze tekst binnen het oeuvre van Zuidpool?

Koen: ‘Toen ik het boek nog niet gelezen had zei Jorgen: “Koen, je weet niet wat je ziet. Dit is Opus XX revisited, maar dan veel verder doorgedreven. Dit ligt helemaal in de lijn van het verhaal dat wij de afgelopen vijftien jaar hebben verteld. Het is een resumé van alles wat we tot nu toe hebben gedaan.”’

Jorgen: ‘Eerst en vooral zit het boek vol details die op de een of andere manier in onze vorige voorstellingen aan bod zijn gekomen. Dat wordt soms heel concreet: Beckett die om de hoek loert, referenties naar Tsvetajeva en Shakespeare, de Grieken die telkens weer opduiken... Het is gewoonweg verbijsterend hoeveel lijntjes er getrokken worden. Dit boek voelt als een brief die persoonlijk aan ons is gericht.’

‘We voelen ook een grote affiniteit met de manier van spelen die deze tekst vereist. Dit zijn geen zinnen die je even uit je hoofd leert. Je moet je overgeven aan de gedachten die erin geformuleerd worden, en die ideeën voor jezelf opnieuw formuleren. Het is een proces van studie en tekstanalyse waarbij je uiteindelijk vooral iets over jezelf leert. Dat is een enorme opgave maar als je ertoe bereid bent met dit materiaal aan de slag te gaan, dan krijg je er ook veel van terug. Ik hou enorm van die intense, compromisloze omgang met theatertekst.’

Koen: ‘Al in onze beginjaren in Zuidpool werd het snel duidelijk dat we geen gezelschap zouden zijn dat meteen zou reageren op het eerste het beste wat we voor onze neus kregen. We voelen niet de drang om heel kort op de bal te spelen. Wat ons altijd verbonden heeft is het samen lezen, het samen praten en nadenken over de grote structuren, de grote bewegingen van de geschiedenis. Alles wat we maken willen we kaderen en in een veel grotere boog plaatsen.’

‘Daarom hebben we er ook voor gekozen om Macbeth in het oorspronkelijke Engels te brengen en Empedokles in het Duits. We willen kijken hoe die woorden van toen nog tot ons komen. Eerder dan voldongen feiten te poneren, willen we in alle openheid onderzoeken wat die teksten ons nog zeggen. In plaats van voortdurend te reageren op de actualiteit, zijn wij op zoek naar de draden die verleden, heden en toekomst met elkaar verbinden. We willen voelbaar maken hoe die draden door ons heen lopen.’

‘Om die reden maakten we ook een voorstelling als Opus XX, waarin je een overzicht krijgt van de twintigste eeuw. Niet zomaar een droog verslag, maar opgeschreven door een begenadigd schrijver (Patrik Ourednik) die zich op een heel specifieke manier tot het verleden verhoudt, en die de grote verbanden in de geschiedenis afleest uit de details van het alledaagse leven. Ook Kates Tapes Away gaat over een vrouw die zoekt naar een manier om haar geschiedenis in woorden te vatten.’

Jorgen: ‘Wij behoren tot een tussengeneratie, een generatie die niet actief heeft deelgenomen aan de geschiedenis. Wij zijn niet in opstand gekomen tegen de soixante-huitards, wij hebben niemand het leven moeilijk gemaakt en geen eigen ideologie naar voren geschoven. Met alle gevolgen van dien. Want ook op de vlakte blijven heeft zijn weerslag. Ik denk dat onze fascinatie voor de grote beweging van de geschiedenis deels wortelt in het feit dat we zelf buitenstaander zijn gebleven. Een stuk als Edward II gaat daar ook over: hoe je gedrag ongewild de generaties die volgen bepaalt.’

Met welk gevoel laat deze tekst jullie achter?

Koen: ‘Het boek schakelt de toekomst uit, Kate is de laatste en daarna is het afgelopen met de mensheid. Dan blijf je onvermijdelijk achter met de vraag wat het allemaal betekend heeft. Dat voelt heel ontregelend, er schuilt iets dystopisch in. Stel je voor dat het allemaal voor niets is geweest?’

‘Nergens nog een levend wezen, maar wel musea die vol staan en hangen met de topwerken van onze beschaving. De nachtwacht, De David, Het laatste avondmaal, Het meisje met de parel, … Het staat en hangt daar allemaal en het dient nergens meer toe. De vraag of het zin heeft om musea in te richten staat niet ter discussie, maar een museum waar niemand meer is, dat is de grootste vraagstelling over ons als soort die je je kan voorstellen.’

‘In de kern laat Markson zien hoe we tekort komen als we alleen zijn, als de waarheid slechts aan één individu toebehoort en niet meer aan een gemeenschap, aan een cultuur, aan musea die volhangen met informatie over wat een beschaving is. Als we dat niet meer omarmen, als we alleen maar uitgaan van dat ene, ondeelbare individu en we op die basis onze maatschappij gaan inrichten, hoe arm worden we dan? En hoe ontoereikend en ontoerekeningsvatbaar is dan de informatie die je krijgt over hoe het is om mens te zijn. Dat is wat hij uiteindelijk wil vertellen.’

‘Hoe dystopisch dit allemaal ook mag klinken, los daarvan denk ik dat het zeer aangenaam kan zijn om de stem van Sofie in je oor te hebben en te luisteren naar die warrige maar waardevolle getuigenis van de laatste mens op aarde. Het lijkt me niet mis om daar een tijdje mee door te brengen, toch?’