Meer ruis

Focus: Laura Vroom

20/08/2018

“Een kleine ode aan het aanpassingsvermogen van de mens”

Langzaam gleed een berg het dal in. Zo luidt de intrigerende titel van het nieuwe stuk van theatermaker Laura Vroom. Een maand voor de première ging Zuidpool met haar in gesprek over wat ze zelf ‘het portret van een ouderdom’ noemt.

Hoe ben je ertoe gekomen om een voorstelling over ouderdom te maken?
Het was een samenloop van omstandigheden. Tegenover mijn huis zit een woonzorgcentrum. Daar zie ik oude mensen zitten in de eetzaal, achter glas… Het voelt soms een beetje als een etalage van de ouderdom. (lacht) Ik durfde daar niet goed naar te kijken. Ik vond het iets akeligs. Misschien juist daarom besloot ik op een dag me daar op te geven als vrijwilliger. Ik heb toen verteld dat ik theatermaker ben, maar ik ben er niet op die manier gaan werken, niet in een onderzoeksmodus of met een vragenlijstje, zo van “Nou, vertelt u eens, hoe voelt het om oud te zijn?” Ik vind het ongemakkelijk om mensen te benaderen als wandelende thema’s. Ik was nieuwsgierig naar de werelden achter die deuren en hoe het leven er in een woonzorgcentrum aan toe gaat. Net de gesprekken die niet over ouderdom gingen, waren het meest inspirerend. Het is ook boeiend hòe iemand iets vertelt, reageert op een gebeurtenis, etcetera. Ieder individu heeft zijn of haar hebbelijkheden, visies en verleden. Hoe die verschillende individuen zich verhouden tot de specifieke context van een woonzorgcentrum en hun veranderende lichaam raakte me. Maar hoe ongedwongen de gesprekken ook waren, natuurlijk bleef er een dubbel kantje aanzitten. Omdat er wel een stemmetje in je hoofd meeluistert en denkt: ‘Oh dit is mooi voor een voorstelling.’ En toen het idee voor de voorstelling steeds concreter werd, voelde ik me dan ook gedwongen om mezelf te ‘ontmaskeren.’ In diezelfde periode was ik aan het schrijven over herinneringen en las ik veel over het geheugen. Maar die tekst miste een noodzaak. Na een tijdje ontdekte ik steeds meer raaklijnen tussen dat schrijven en de gesprekken die ik tijdens het vrijwilligerswerk had, en zo ontstond het idee voor een stuk. Later ben ik ook met andere senioren in gesprek gegaan: tijdens een bingo activiteit, een koffieklets of een dansnamiddag.

Voor één van je vorige projecten, Sauerkraut, verzamelde je ‘ergernissen’ van allerlei mensen. Die getuigenissen smeedde je quasi letterlijk om tot een collage-achtige monoloog. Ben je nu op een gelijkaardige manier te werk gegaan?
Bij Sauerkraut gebruikte ik het materiaal inderdaad op een heel directe manier. Nu ben ik anders te werk gegaan. Ik heb vooral veel met oude mensen gepraat, maar ik heb me ook verdiept in alles wat ik erover kon vinden, van proza en poëzie tot wetenschappelijke studies over de biologische processen van ouder worden. Al begreep ik lang niet alles, die wetenschappelijke kant geeft een ander, schijnbaar feitelijk perspectief weer. Niet zozeer ouderdom als een attitude, maar ook als een (ondanks alle medische vooruitgang) onvermijdelijk lichamelijk proces.

Ik baseerde me op al dat verzamelde materiaal, maar ik liet er wel mijn eigen verbeelding op los. Ik voel me als maker vrijer in fictie. Het is dus zeker geen documentaire voorstelling. Natuurlijk twijfel ik ook vaak: ik ben nog zo jong, wie ben ik om dit verhaal te vertellen? In Het nieuwe ouder worden van Jan Baars wordt beschreven hoe ouderdom een kwetsbaarheid toont die inherent is aan onze menselijke conditie. Ook de levens van jonge of volwassen mensen zijn niet compleet beheersbaar en getekend door het besef van eindigheid. Ouderdom confronteert ons hiermee. Maar het is niet enkel een negatief verhaal. Het maakt ons leven avontuurlijker en geeft onze relaties met anderen diepgang. Bovendien vind ik het heel tricky om over ‘de ouderdom’ te praten. Ik noem mijn voorstelling dan ook consequent het portret van ‘een’ ouderdom. Hoe ga je als mens om met een nieuwe omgeving, een veranderd lichaam, met je geschiedenis en je verlangens? Ik probeer in mijn voorstelling een zoektocht te schetsen van iemand die met deze vragen geconfronteerd wordt. In die zin is het ook een kleine ode aan het aanpassingsvermogen van de mens. Hoe de omstandigheden ook veranderen of tegen zitten, eens mens is enorm wendbaar, zoekt altijd naar een manier van leven.

Het schrijfproces zelf was een lange zoektocht. Ik stond voor een enorme berg bestaande uit wetenschappelijke kost, filosofische visies, flarden van gesprekken en dan nog eens mijn eigen hersenspinsels. Ik verdwaalde daar geregeld in. Uiteindelijk heb ik tijdens mijn residentie in De Grote Post (12 – 23 maart, nvdr.) een reeks knopen doorgehakt. Ik heb er voor gekozen om te spreken vanuit het perspectief van een vrouw in een woonzorgcentrum. Ik kruip, zoals dat dan heet, ‘in haar hoofd’, maar ik hanteer wel de zij-vorm. Door de zij-vorm te gebruiken, kan ik ook de positie van observator aannemen. Dat levert een zekere ruimte op, en ik ben nu volop aan het zoeken hoe ik me daar als speler toe kan verhouden.

Hoe is het maakproces tot nu toe verlopen?
Ik heb eerst de tekst afgewerkt, Tine Van Aerschot heeft me daarin bijgestaan, en dat werkte heel goed. Gek ook wel, omdat je denkt dat je je eigen tekst door en door kent, maar je moet hem toch nog zelf ontdekken.

De eerste keer dat ik hem speelde, was dat heel ingeleefd. Dat is niet de manier waarop ik hem wil brengen, maar ik had dat nodig als schrijver. Alsof ik alle gevoelens die ik erin had geschreven, ook een keer al spelend gevoeld moest hebben.

Tijdens mijn residentie in WP Zimmer (14 –25 me,i nvdr.) heb ik vooral naar de juiste vorm gezocht. Je ziet een resem aan mogelijkheden, en dan is het trial and error. Met elke keuze in scenografie of spel leg je de nadruk op een ander aspect van je materiaal. Dat kan leuk zijn, maar ik ervaar dan ook veel stress doordat het een onzekere fase is. Tijdens die fase werd ik hard geconfronteerd met mijn keuze om voornamelijk alleen te werken. De nood aan overleg groeide. Om je te kunnen verhouden tot de visie van een ander.

Ineke Nijssen, mijn spelcoach, is daar dan ook voor het eerst komen kijken. Zij heeft me geholpen om terug de noodzaak van de tekst en van de vertelling te vinden. En ze kan heel precies op dingen ingaan, hoe bepaalde zinnen of woorden klinken. Ook organiseerde ik twee bescheiden toonmomenten. De input van derden maakte me bewust van het effect van bepaalde keuzes. Hoe komt het over? Wil ik dit effect of niet? En dan ben je weer vertrokken.

De zogenaamde ‘vergrijzing’ is een prangend thema. In de meeste gevallen wordt het als problematisch beschouwd, als iets waar oplossingen voor gevonden moeten worden. Hoe verhoudt jouw project zich daartoe?
Ik benader ouderdom niet vanuit een politieke of sociaal maatschappelijk invalshoek. Ik probeer een existentiële zoektocht in kaart te brengen door de ervaring van oud zijn te ontleden. Tijdens een van de repetities was ik plots de voeling met mijn tekst helemaal kwijt, net omdat ik heel erg bewust was van de politieke en maatschappelijke lading. Het is uiteraard heel belangrijk dat daarover wordt nagedacht, maar ik als maker kon daar op dat moment niks mee. Ik moest terug naar het persoonlijke van die oude vrouw in zo’n kamer. Dat is mijn invalshoek.

Bij theater zit je in een heel duidelijke hier-en-nu-context. Wat je maakt en toont, is alleen daardoor al verbonden met de tijd waarin je leeft, met de actualiteit. Ieder legt vanzelf bepaalde links met de bredere of zijn persoonlijke actualiteit. Het is wel belangrijk om je hiervan bewust te zijn.

Met die bredere, politieke actualiteit heb ik soms wel moeite. Het is iets heel vluchtigs en polariserends. Je wordt gedwongen om een mening te formuleren, een standpunt in te nemen, en liefst zo snel mogelijk. Tegelijk is het iets vrijblijvends. Het zijn grote vaak holle termen waarover we gretig discussiëren. Maar tegelijkertijd werkt het verlammend en daarmee frustrerend. Ik vind het ook zeer benauwend om de mens en zijn ervaring van de wereld te reduceren tot politieke en economische thema’s. Ik werk eerder intuïtief, vanuit wat mij raakt.

Is je kijk op leven en ouder worden veranderd?
Met momenten was het confronterend. De dood, verlies en vergankelijkheid kwamen plots heel dichtbij. Tegelijkertijd maakte die tastbaarheid het minder angstaanjagend. Of misschien was dat gewenning.

En het geeft me meer levenslust. Niet als een krampachtig vastgrijpen of vasthouden aan het leven, een mismaakt carpe diem of uitputtend yolo motto. Maar ik ervaar een grote alertheid of diepere appreciatie voor alles wat er zich nu om mij heen en van binnen afspeelt.


Opgetekend door David Cornille