Meer ruis

Jorgen Cassier en Koen van Kaam over War of the Beasts and the Animals

15/02/2022

‘Volgens mij is dit een voorstelling voor veertienjarigen.’

Ze is een van de meest opwindende en waaghalzerige dichters van Rusland, een poëtische tegenstem en een hardnekkige luis in de pels. Ondanks die reputatie heeft Maria Stepanova (1972) hier in het Westen nog heel wat terrein te winnen. Misschien kwam haar wondermooie familiegeschiedenis Voorbij het geheugen al op uw pad, maar verder werd er niets van haar werk naar het Nederlands vertaald. Zuidpool — immer delvend naar het beste wat de literatuur te bieden heeft — wil die lacune opvullen en brengt in War of the Beasts and the Animals drie van Stepanova’s epische gedichten op scène. Boekenmens en journalist Jan Dertaelen sprak met regisseurs Jorgen Cassier en Koen van Kaam over de poëzie als verzet, de verminking van de geschiedenis en een dichter in een artistieke identiteitscrisis.

Welke affiniteit voelen jullie met het werk van Stepanova?

Jorgen Cassier: ‘Toen ik haar begon te lezen besefte ik al gauw dat we eenzelfde fascinatie delen: die voor de grond. Hoe verhouden mensen zich tot de grond die ze bewandelen, de grond die ze hun bezit, hun geboortegrond en hun thuis noemen? Dat stukje van de aarde dat ze zich toe-eigenen en waarop geleefd en gebouwd wordt. Het zijn mechanismen waar ik altijd erg nieuwsgierig naar ben geweest: hoe voltrekken die processen zich waarbij de mens zijn identiteit verbindt aan de grond die hij de zijne noemt? Op het eerste zicht is het iets heel bizars dat de mens zowel identiteit geeft als ontleent aan de grond.’

Koen Van Kaam: ‘En tegelijk is het oeroud.’

Jorgen: ‘Wanneer mensen zich verbinden aan de grond heeft dat meestal zijn wortels in het verleden. Het is de plek waar ze zich verbonden voelen met hun voorouders en geschiedenis, de plek waar tradities hun oorsprong hebben.’

Hoe verhoudt Stepanova zich tot haar eigen grond, Rusland?

Jorgen: ‘In het eerste gedicht Spolia kan je lezen hoe dubbel haar houding is. Ze zingt de lof van de weidse landschappen, de mystiek en het vers gebakken brood. En tegelijk is ze erg kritisch tegenover het hedendaagse Rusland, of beter gezegd het Rusland van Poetin.’

‘Ik herken me wel in die verscheurdheid: je land graag zien en er tegelijkertijd grote vraagtekens bij plaatsen. Het vlakke land in de wind en de regen doet ook iets met mij, maar het beleven van die esthetische ervaring is iets anders dan het verheerlijken van jouw stuk grond. En zeker als je die verheerlijking gebruikt als principe om je maatschappij op te baseren. Dat gaat te ver. Je kunt van een boom houden, maar daarom moet niet iedereen van die boom houden.’

Koen: ‘Stepanova schreef Spolia in 2014 toen de oorlog in de Donbas op zijn hevigst was. Moskou lag er vredig, zonnig en zorgeloos bij, niemand leek zich ervan bewust dat er een oorlog gaande was. En dat terwijl de lichamen van jonge soldaten in bodybags terugkeerden van het front. Poetin beweerde koudweg dat er geen oorlog aan de gang was. Het is de woede over die schaamteloze huichelachtigheid en desinformatie die haar aan het schrijven heeft gezet.’

‘Ze is zich toen gaan afvragen: in hoeverre identificeer ik mezelf met mijn land? Want het is inderdaad heel dubbel: ze heeft een heel sterke band met haar grond en de identiteit die daarbij hoort, maar tegelijk heeft ze het gevoel dat die haar worden afgenomen. De Russische taal wordt gerecupereerd voor het verspreiden van fake news en desinformatie. De taal raakt op die manier gecontamineerd. De woorden die haar als dichter ter beschikking staan, worden haar afgenomen. Het feit dat de waarheid en bijgevolg ook de taal zo’n groot geweld worden aangedaan, heeft haar doen besluiten om als dichter in opstand te komen.’

Herkennen jullie die verontwaardiging?

Jorgen: ‘Het lijkt erop dat we tegenwoordig weer bij af zijn. Ik was tiener toen de Muur viel. In de jaren die daarop volgden leek de politiek op een nieuw elan verder te gaan, het geopolitieke machismo van de Koude Oorlog behoorde tot het verleden. Ik vind het bijzonder heftig om vast te stellen dat dat vandaag weer helemaal terug is. Het wederzijdse wapenopbod, het opflakkerende nationalisme, de drang om de grootste te zijn. Ik heb het opgegeven om nog langer te proberen een licht aan het einde van de tunnel te zien. Uiteindelijk komt het blijkbaar altijd op hetzelfde neer: het bezit van grond, en het tot elke prijs verdedigen of uitbreiden van die grond. Die ontnuchtering, daar wil Stepanova mee dealen. En ik ook.’

Zit er ook iets nostalgisch in haar verhouding tot het verleden?

Koen: ‘Nostalgie zeker niet. Ze wil het verleden allesbehalve idealiseren. Dat is wat Poetin doet en wat zij met recht en rede aanklaagt. Het is wel zo dat ze totaal door het verleden geobsedeerd is. Voor Stepanova is de tijd slechts een illusie: het verleden werkt altijd door in het heden. De keuzes die haar grootmoeder in de jaren dertig maakte hebben nog altijd een grote invloed op haar leven nu. Haar boek Voorbij het geheugen is een diepgravend onderzoek naar de geschiedenis van haar Joods-Russische familieleden. Ook al hebben die mensen niets bijzonders meegemaakt, toch voelt ze een eindeloze fascinatie voor die mensen en verhalen uit het verleden. Omdat je daarin de sleutel vindt om te begrijpen wie wij vandaag de dag zijn.’

Jorgen: ‘Op dit moment wordt het verleden op grote schaal vervalst. Historische politieke tegenstellingen worden aangewend en verdraaid om actuele conflicten te verbloemen. Het herschrijven van de geschiedenis leidt er uiteindelijk toe dat je de draden met het verleden onherroepelijk doorknipt, en dat gebeurt nu als nooit tevoren. Ze kruipt in haar pen om dat aan te klagen: om het grote onrecht aan te kaarten dat de geschiedenis — en bijgevolg ook onze eigen identiteit — wordt aangedaan.’

‘Via citaten en verwijzingen haalt ze het verleden binnen in haar gedichten, omdat ze zich uitermate bewust is van de historische waarde en kracht van verhalen, liederen, poëzie. Het is niet omdat iets oud is dat het zijn kracht heeft verloren. Als iets 200 jaar geleden een grote groep mensen wist te bereiken, heeft dat het potentieel om dat vandaag opnieuw te doen. Maar daarmee aan de slag gaan betekent nog niet dat je het verleden gaat verheerlijken.’

Als haar poëzie zo specifiek in een Russische context geworteld is, kan je die dan wel vertalen?

Koen: ‘Wij gebruiken de vertaling van de Britse dichteres Sasha Dugdale. Het is een verhaal op zich hoe die tot stand is gekomen. Stepanova had haar zelf gevraagd om dit werk te vertalen, maar Dugdale vond dat het onvertaalbaar was. Ze achtte zichzelf niet in staat de vertaalslag te maken van alle referenties en samples die in Stepanova’s werk verweven zitten. Laat staan dat een Westers publiek er iets van zou begrijpen. Maar de Brexit bracht daar verandering in. Plots zag Dugdale hoe eenzelfde discours van desinformatie en propaganda, fake news en nationalisme zich ook in Groot-Brittannië begon te ontwikkelen. Alles waar Stepanova zich in haar poëzie tegen verzet, bleek ook in het Westen voet aan de grond te krijgen. Daarom besloot ze uiteindelijk om het er toch op te wagen.’

‘Op een bepaald moment verbleef Stepanova als resident in Oxford. Tijdens die periode hebben zij en Dugdale samen aan de vertaling gewerkt. Dat kon alleen door haar in een nieuwe context te plaatsen. Zeker in War of the Beasts and the Animals is dat ver doorgedreven: samples uit speeches van Stalin of Poetin zijn vervangen door citaten van Boris Johnson en anderen.’

De voorstelling begint met het gedicht Spolia. Waar gaat dat precies over?

Koen: ‘Spolia gaat over een dichteres die voor het eerst in haar leven moet toegeven dat ze in een artistieke identiteitscrisis zit. Hoe lang kan ik het volhouden om gedichten te schrijven die alleen maar een veruiterlijking zijn van mijn innerlijke leven? Wordt het niet eens tijd om verantwoordelijkheid op te nemen en een groter verhaal te vertellen, namelijk dat over het lijden van mijn land? En als er voortdurend mensen worden opgepakt en dissident worden verklaard, in hoeverre ben ik dan mee verantwoordelijk voor deze situatie als ik zwijg en gewoon blijf dichten zoals ik dicht?’

‘Vervolgens onderneemt ze — in haar eigen woorden — “een poging tot verzoening”. In Spolia probeert ze die identiteitscrisis te bezweren en met zichzelf in het reine te komen. Dat doet ze via een opmerkelijke beweging. Eerst stelt ze haar eigen identiteit in vraag door middel van een reeks kritische verwijten. “She simply isn’t able to speak for herself”, “her material offers no resistance, it’s kiss is loveless, it lies motionless,” enzovoort. Je wordt geconfronteerd met een dichter die zichzelf verwijt geen kern te raken, geen verschil te maken.’

‘Haar enige optie om het tij te keren is door achterom te kijken en zich af te vragen waar ze vandaan komt. Waar ligt haar DNA? Dat ligt niet in het hier en nu maar in wat ze heeft meegekregen, alles wat ze met zich meesleept. Ze beseft dat ze een klein deel is in een heel lange draad en ze wil die draad leren begrijpen. Via een reeks opflitsende beelden keert ze terug in de tijd, langs communistische utopieën en nachtmerries, mismeesteringen van het landschap, fantastische bergen die helemaal verkoold worden, … Maar tegelijk toont ze ook het mooie en waardevolle van bijvoorbeeld de gelukkige dagen in de datsja. Uiteindelijk komt ze terug bij haar vader: het beeld van een vader met een kind.’

‘Op dat moment in het gedicht ruilen de dichter en haar moederland van plaats. De verwijten die ze eerst aan zichzelf richtte, adresseert ze nu aan Rusland: “she simply isn’t able to speak for herself / so she is always ruled by others”. Waarom is het voortdurend het crapuul dat in haar naam spreekt? Rusland heeft een ziel, maar waarom is het niet trouw aan die ziel?’

Jorgen: ‘Als een Vlaams-nationalist mij verwijt dat ik geen nationalist ben, ben ik dan wel een Vlaming? Die redenering beheerst Stepanova’s werk: je kan me verwijten dat ik niet meedoe, maar je kan me niet verwijten dat ik geen Rus ben, want dat ben ik wél. Ik doe alleen niet mee. In die beweging schuilt haar activisme.’

Koen: ‘Spolia wordt gevolgd door War of the Beasts and the Animals en dat is daarentegen een welgemikte aanklacht tegen de oorlog in Oekraïne in 2014. Maar natuurlijk wel opgeschreven door diezelfde dichter die grond, afkomst en identiteit in vraag blijft stellen.’

‘We sluiten de reeks af met The Body Returns, een gedicht dat ze heeft geschreven bij de herdenking van honderd jaar WOI. Het gaat over alle doden van alle oorlogen van de afgelopen eeuw die in de grond te liggen wachten om terug te kunnen “gebeuren”.’

“Gebeuren”?

Jorgen: ‘Stepanova gelooft dat niets verloren gaat. Niets verdwijnt. De geschiedenis herhaalt zich telkens opnieuw. Dat idee neemt ze als aanleiding om te zeggen dat niets sterft. Dat is een grote daad van liefde: alles wat dood is weer tot leven roepen en inschakelen in een eeuwige stroom van komen en gaan. Maar tegelijk is het ook een cynisch verhaal. Ze biedt geen zalvende stem en ze predikt geen verlossing. Het is daarom dat je op een gegeven moment beseft dat dit helemaal niet zo specifiek Russisch is. Toen we dat begrepen wisten we dat we hiermee aan de slag konden.’

Wat maakt haar werk vormelijk zo interessant?

Koen: ‘In Spolia verwijt ze zichzelf een gebrek aan identiteit, maar dat is natuurlijk helemaal niet zo. Stepanova heeft een heel eigen geluid. Haar stem is uniek. Ze legt een verbluffende bedrevenheid met rijm en metrum aan de dag. Ze kent alle stijlsoorten die haar land en West-Europa hebben voortgebracht, ze kent de vijfvoetige jambe van Shakespeare en de alexandrijnen van het Franse 18de-eeuwse theater. Ze kent ze niet alleen maar hanteert ze ook moeiteloos. Vervolgens schrijft ze poëzie die aaneenhangt van het ene citaat na het andere: Duitse, Franse, Russische dichters die wij allang niet meer kennen maar die zij vloeiend in haar werk weeft. Ook daar toont zich die obsessie met het verleden. Ze kent het allemaal.’

Jorgen: ‘Of neem de manier waarop ze moeiteloos een stukje Paul Celan schrijft. Je zou denken dat het van hem is.’

Koen: ‘In feite speelt ze een geraffineerd spelletje met de critici die beweren dat haar poëzie geen eigen identiteit heeft. Ze incorporeert die kritiek in het gedicht maar formuleert die als zelfkritiek. Vervolgens bedient ze zich van een breed palet van referenties en citaten om op die manier een volstrekt unieke stem te ontwikkelen.’

Hoe zet ze die ‘samples’ dan naar haar eigen hand?

Jorgen: ‘Ik zal je een versimpeld voorbeeld geven van een van haar principes. Een Nederlandstalige Stepanova zou kunnen schrijven: “altijd is Kortjakje blij”. Ze verwijst naar een lied dat iedereen kent, om daar dan een kleine twist aan te geven en er haar eigen ding mee te kunnen doen. Ze wil het collectieve geheugen prikkelen om te bewijzen dat dat geheugen wel degelijk bestaat. Als er een collectief geheugen is, is er ook een gemeenschap, en dus ook een cultuur. Wie van slechte wil is, kan die gedeelde cultuur naar zijn hand zetten en in zijn voordeel uitspelen.’

Koen: ‘Op die manier slaagt ze erin een stem te ontwikkelen die heel persoonlijk klinkt en tegelijk een bredere, maatschappelijke kritiek formuleert. Intimiteit en politiek komen in deze poëzie op een weergaloze manier samen.’

Hoe vertaal je dat naar het theater?

Jorgen: ‘We brengen geen monoloog op de scène, geen personage dat iets gaat beleven. Het is een voorstelling voor vijf stemmen en vijf lichamen. Bij uitbreiding vertegenwoordigen zij een oneindig aantal stemmen dat in een hoofd met elkaar botst. Er is niet één stem die pretendeert Maria Stepanova te zijn, maar allemaal samen zijn ze het dus wel.’

‘Elke zin is wat hij is. Niets meer en niets minder. Hij staat op zich. Probeer hem niet te lijmen met de voorgaande of de volgende. Er zijn alleen maar de woorden en de klanken die, hoe versplinterd ze ook mogen klinken, toch een herkenbaarheid in zich dragen. Uit Stepanova’s poëzie spreekt een verbrokkeld bewustzijn en dat proberen we dus ook vormelijk te installeren. Dit is geen klassieke theatervoorstelling. Dat weerspiegelt zich in de muziek: die is gefragmenteerd en veranderlijk, zonder grootse lijnen en thema’s maar alle kanten op flitsend.’

Koen: ‘Gesproken poëzie en slam poetry komen voort uit een maatschappelijke en kritische beweging. Daar is onze voorstelling ook op geënt. Ook wij proberen op een heel directe, hedendaagse en gevoelige manier poëzie tot in de mensen hun vezels te brengen. Het gaat over ritme, over rijm en vorm. Wat we absoluut niet willen, zijn acteurs die hun ogen dichtknijpen en zich heel hard concentreren op heel moeilijke poëzie in de ijdele hoop dat het publiek mee is. Zo dus niet.’

Jorgen: ‘Volgens mij is dit een voorstelling voor veertienjarigen. Het kan dat zij dit heel goed snappen. Nooit gedacht dat ik dat nog eens zou doen.’